Geschiedenis

Het Nederlandse aandeel in UNAMIC en UNTAC.

De ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken deelden de Kamer op 31 januari 1992 mee dat ze akkoord gingen met de deelname van 27 militairen aan UNAMIC om het mijnen probleem uit de weg te ruimen. De operatie kwam echter zo langzaam van de grond dat meeste militairen begin april 1992 uit Nederland konden vertrekken. Toen was UNAMIC al in UNTAC overgegaan. Na een kort introductieprogramma werd het opleidingsteam van de marine in Siem Reap geplaatst en dat van de EOD bij Battambang. De 2 supervisie teams vertrokken naar het gebied tussen Sisophon en Siem Reap.

De ministerraad ging op 12 maart 1992 akkoord met deelname van een versterkt bataljon van het Korps Mariniers (plus minus 800 personen), 3 transportvliegtuigen van het type F-27 Troopship, 3 Alouette III-helikopters met ongeveer 70 man ondersteunend personeel, een Movement Control Unit (MCU: 49 personen) en enkele staf functionarissen aan UNTAC. Twee militairen – de kolonels W.A. Huijssoon (KL) en K.C. Roos (KMar) – werden op belangrijke staffuncties geplaatst. Huijssoon was van 5 april 1992 tot 14 november 1993 verantwoordelijk voor de planning binnen de UNTAC-staf. Kolonel Roos vertrok op 14 april 1992 naar Cambodja om – in de rang van brigade-generaal – de leiding van het civiele politieapparaat van UNTAC op zich te nemen.

Het mariniersbataljon kon door tegenwerking van de Rode Khmer slechts 2 van de 4 compagnieën in de toegewezen sector 1, gelegen in het uiterste van Cambodja tegen de Thais-Cambodjaanse grens, ontplooien. De Rode Khmer vond een te sterke aanwezigheid van UNTAC gevaarlijk voor de lucratieve houtkap en het winnen van edelstenen in het door haar beheerste gebied. De ene compagnie nestelde zich in Phum Nimit, een kantonnering locatie voor regeringstroepen in het noorden van de sector. In Phum Nimit werd ook het veldhospitaal geplaatst. De andere compagnie richtte in Sok San, in het zuiden van de sector, een kantonnering locatie voor eenheden van de Witte Khmer in. De 2 andere compagnieën vestigden zich in Sisophon en Phum Bavel. In Sisophon bevond zich ook de bataljonsstaf, verzorgingseenheden en het helikopterdetachement. De 3 F-27 vliegtuigen werden op de Thaise marinebasis U-Tapao gestationeerd en keerden in november 1992 terug naar Nederland.

Het veelomvattende mandaat van deze ‘tweede generatie’ vredesmissie ging in op 15 maart 1992 en had een duur van 18 maanden. De uitvoering van het vredesakkoord in Cambodja verliep gefaseerd. De eerste fase begon direct na de ondertekening van de Parijse akkoorden. Toezien op het staakt-het-vuren en het mijnenvrij maken van vitale gebieden waren de belangrijkste taken. De tweede fase begon op 13 juni 1992 en was gericht op het kantonneren, ontwapenen en demobiliseren van de militairen van de 4 Cambodjaanse partijen. De Witte Khmer stelde zich in deze coöperatief op. De regeringstroepen waren aanvankelijk ook genegen zich te laten kantonneren, maar toen de Rode Khmer in dit gebied niet wilde meewerken, toonden ook zij zich terughoudender.

De derde fase begon in oktober 1992: de organisatie van de verkiezingen, die in mei 1993 hun beslag moesten krijgen. UNTAC veranderde in december 1992, met het oog op de aankomende verkiezingen, de sectorgrenzen zodanig dat zij samenvielen met de provinciegrenzen. Daardoor omvatte de nieuwe Nederlandse sector nu de provincie Bantey Meanchey. De nieuwe lichting mariniers namen de kampen te Sok San, Sisophon en Phum Nimit over van de voorgangers en bouwden zelf onderkomens te Phum Prasat en Phum Thma Pok. De registratie van kiezers ging op 5 oktober 1992 van start en zorgde voor oplopende spanningen in de door de Rode Khmer gedomineerde gebieden. De aftrap van de verkiezingscampagne was in april 1993. De mariniers beveiligden de stembureaus, beschermden personeel van UNTAC en de internationale verkiezingswaarnemers en leverden het benodigde transport. De verkiezingen, gehouden van 23 tot 28 mei, verliepen opvallend rustig.

De uitzending van het derde mariniersbataljon stond vooral in het teken van de ontbinding van UNTAC. Het Nederlandse bataljon nam in augustus de aangrenzende sector 2 van het afreizende bataljon uit Bangladesh over, terwijl het bataljon vanaf 2 september de terugtrekking van het Pakistaanse bataljon uit de oude sector 3 begeleidde. De mariniers beëindigden op 5 oktober hun operationele taken.

Mijnen

In Cambodja zijn in de Vietnam-oorlog veel landmijnen gelegd. Dat is meer dan 30 jaar geleden, maar je merkt er nog steeds veel van. Je ziet allemaal waarschuwingsborden voor mijnen en er lopen mensen met één been of één arm.

Er zijn ongeveer 10 soorten landmijnen in Cambodja, de meest bekende soort is de tankmijn. De personenmijn is van plastic en bij een ontploffing verlies je meestal alleen een je been of arm. Er bestaan ook mijnen die aan een boomp of struik hangen, die zijn dan met een touw aan een ander struik gebonden, zo’n soort mijn ontploft als je tegen dat touw aanloopt, hij schiet dan naar dat punt toe. Deze mijnen kunnen 2 tot 3 mensen doden. Deze mijnen heten ananasmijnen, die vorm heeft de mijn ook.

In Cambodja vallen nog steeds twee of drie slachtoffers per dag aan mijnen. In 2003 zijn er in Cambodja 60.626 personenmijnen, 1096 tankmijnen en 118.307 granaten gevonden!!!!!!!!!! In datzelfde jaar waren er 772 slachtoffers van landmijnen en granaten.

En in de eerste helft van 2004 waren er al 671 slachtoffers van landmijnen en granaten in Cambodja! Dat is voor het eerst sinds tijden dat er meer slachtoffers zijn bijgekomen!!!!!!!!!!  Er zijn ook veel mensen die een arm of been kwijt zijn. Sommige kinderen vinden een mijn en gaan er dan mee spelen. De ouders weten vaak wel dat het een mijn is maar denken de oorlog is zo lang geleden al die mijnen zijn nu weg. Maar er liggen nu nog steeds 3 tot 6 miljoen!!!!!!!!!!!!!!!! mijnen in Cambodja.